Veedichtheid

Bij toenemende veedichtheid wordt de wormdruk groter. Uit ervaring blijkt dat intensieve bedrijven, met een (veel) grotere bezetting dan 10-15 volwassen dieren per hectare vaak tegen wormproblemen aanlopen.

Maaien

Bij maaien en hooien worden veel infectieuze larven afgevoerd, waardoor de wormdruk flink kan verminderen. Pas gemaaid land kan echter niet meteen beschouwd worden als ‘schoon’. Larven sterven af in droge omstandigheden. Zij kunnen ook slecht tegen direct zonlicht. Bij droog en zonnig weer zullen de larven onderin het gras gaan zitten. Na maaien blijven er dus larven over. Wel kan bij pas gehooid land door de open structuur veel zon en droogte doordringen in de grasmat waardoor veel larven afsterven.

Lengte van het gras

De meeste wormlarven kruipen niet meer dan ongeveer 3 cm in het gras omhoog. Door het gras niet te kort te laten afgrazen wordt besmetting deels voorkomen.

Andere grazers

Schapen en geiten zijn gevoelig voor dezelfde wormen. Andere grazers zoals runderen en paarden zijn gevoelig voor andere soorten wormen. Opgenomen larven van ‘schapen- en geitenwormen’ kunnen zich vaak niet verder ontwikkelen en sterven af. Wisselbeweiding met andere grazers verlaagt dus de wormdruk. Dit geldt over en weer. De veiligste wisselbeweiding is die tussen kleine herkauwers en paarden.

Braak liggen

Een perceel waarop minimaal 12 maanden geen dieren hebben gelopen kan worden beschouwd als ‘schoon’. Na een periode van 2-3 jaar zonder beweiding is een perceel geheel vrij van parasieten. Ook omgeploegd en opnieuw ingezaaid grasland is vrij van wormbesmetting.

Ontwormen

Er zijn verschillende wormmiddelen in Nederland geregistreerd. Tegen verschillende wormmiddelen zijn verschillende wormsoorten resistent. Wormmiddelen moeten daarom zo weinig mogelijk worden gebruikt en liefst alleen op geleide van mestonderzoek.