Paarden lopen gemakkelijk een worminfectie op, zeker wanneer ze elke dag in de wei lopen. Een wei kan ‘besmet’ raken met wormeitjes. Die worden met het gras mee opgegeten, ontwikkelen zich in de darmen, beschadigen de darmen en tasten zo de weerstand en gezondheid van het dier aan. Een paard met heel veel wormen kan daar zelfs aan sterven. Maar voor die tijd zal het dier sterk vermageren en lusteloos worden. Ook kan het dier koliek krijgen van een worminfectie. Oplettendheid is dus belangrijk. Het is verstandig om regelmatig van weide te wisselen, al zal dat niet voor iedereen mogelijk zijn. Meer informatie hierover vind je hier.
Veelvuldig en standaard ontwormen van paarden werkt resistentie in de hand. Daarom gaan steeds meer paardenhouders ertoe over om eerst de mest te onderzoeken. Zo kan worden vastgesteld of er wel ontwormd moet worden en zo ja, met welk middel.
Een ontwormingsmiddel moet altijd worden verstrekt op recept, dat is in de wet vastgesteld. “Wormonderzoek mag uitgevoerd worden door anderen dan dierenartsen, zij mogen hier echter geen advies aan koppelen. De dieren arts mag de uitslag van deze onderzoeken mee laten wegen in zijn advies, maar hij blijft zelf verantwoordelijk voor de afgifte van zijn medicijnen en de onderbouwing hiervoor. De dierenarts die ontwormingsmiddelen afgeeft moet op de hoogte zijn van de omstandigheden waaronder de dieren worden gehouden. Hierbij moet gelet worden op de huisvesting, het aantal dieren en de wormbelasting. Afgifte van ontwormingsmiddelen (URA) mag dus niet alleen op basis van mestonderzoek, ook niet wanneer dit is uitgevoerd door anderen dan dierenartsen. Op basis van de combinatie van kennis baseert de dierenarts zijn ontwormingsadvies en geeft hij de ontwormingsmiddelen af. Door het tuchtcollege is in 2011 bepaald dat de dierenarts minimaal eenmaal per jaar een bezoek aan het bedrijf moet afleggen voor afgifte van een URA middel. “
Belangrijk om te weten. De uitslag van het mestonderzoek wordt uitgedrukt in het aantal eitjes per gram (EPG). Van de lintworm is een eitelling onvoldoende betrouwbaar en de aanwezigheid van eitjes van de lintworm (of geledingen van de lintworm) dient als kwalitatieve indicator. Als er eitjes van de spoelworm of veulenworm worden waargenomen, adviseren wij in alle gevallen om contact op te nemen met de dierenarts voor gerichte ontworming. Voor de bloedworm (groot en klein) hangt de keuze voor het ontwormen naast de EPG af van de omstandigheden waaronder het paard wordt gehouden en de leeftijd van het paard. Doorgaans wordt geadviseerd om bij bloedwormen vanaf een EPG van 250 te ontwormen. Zand wordt niet regelmatig met de mest uitgescheiden. Als er tijdens het mestonderzoek géén zand wordt gevonden, betekent dit niet dat het paard geen zand binnenkrijgt. Controleer daarom regelmatig zelf de mest op zand.
Wij doen er alles aan om een zo betrouwbaar mogelijke uitslag van het mestonderzoek te kunnen garanderen. Het is belangrijk te realiseren dat een mestonderzoek een momentopname is en dat mestonderzoek het meest betrouwbaar is als het op regelmatige basis wordt uitgevoerd. Daarnaast is de kwaliteit van de uitslag afhankelijk van verschillende factoren zoals de kwaliteit van het genomen monster, het moment waarop het monster genomen is in de wormcyclus en de bewaar- en of verzendcondities tot aan DG mestonderzoek. Het is mogelijk dat er een “vals negatieve”, of lagere eitelling wordt vastgesteld terwijl er wel sprake is van wormproblematiek bij het paard. Het regelmatig uitvoeren van mestonderzoek verkleint de kans op een ‘vals negatieve’ uitslag .