Iedere koe heeft wormen. Met maagdarmwormen worden wormen bedoeld die voorkomen in de lebmaag of in de darmen.
Maagdarmworminfecties komen voor bij koeien in elke leeftijdsklasse. Kalveren en jonge dieren die voor de eerste keer weidegang krijgen, besmetten zich met wormlarven zodra ze op grasland komen waar in het voorgaande jaar ook koeien hebben gelopen. De larven ontwikkelen zich in het koe tot volwassen wormen, die wormeieren uitscheiden. Met de mest komen deze eieren weer op het grasland, waar ze zich (afhankelijk van o.a. de vochtigheid en de temperatuur) in vier weken ontwikkelen tot wormlarve. Hiermee worden de koeien weer herbesmet.
Bij besmetting in het eerste weideseizoen zijn de verschijnselen het duidelijkst: verlies aan eetlust en gewicht, diarree, ruw haarkleed, achteruitgang van de algehele conditie. Gedurende het weideseizoen neemt de besmettingsdruk vaak toe.

Schade door maagdarmworminfecties bestaat uit verminderde groei van kalveren en pinken en later afkalftijdstip.
Mestonderzoek toont aan in welke mate koeien besmet zijn met maagdarmwormen en of leverbot.
weidebeheer speelt een belangrijke rol in de preventie en behandeling van maagdarmworminfecties. Regelmatig omweiden helpt om de schade door worminfectie te beperken.

Bij mestonderzoek van runderen/koeien word gebruik gemaakt van de Mc master methode.