Bij schapen en geiten komen wereldwijd meer dan 20 soorten maagdarmwormen voor. Of deze wormen schadelijk zijn hangt in belangrijke mate af van de hoeveelheid wormen en van de soort. Sommige wormsoorten zijn schadelijker dan andere.
Trichostrongylus en Teladorsagia wormen leven in en op het slijmvlies in de lebmaag en dunne darm. Zij beschadigen het slijmvlies. Er worden minder verteringsenzymen geproduceerd, wat weer leidt tot onvoldoende vertering van het voedsel en verminderde opname van voedingsstoffen. In de lebmaag leeft de Haemonchus (rode lebmaagworm). Deze worm zuigt bloed, wat leidt tot bloedarmoede, te herkennen aan de bleke slijmvliezen in het oog.
Wormen en hun gastheren zijn vaak al miljoenen jaren samen geëvolueerd. Zij hebben er geen belang bij als de gastheer al te zeer verzwakt of sterft. Van nature heeft iedere geit of schaap wormen. Er is een bepaald evenwicht ontstaan tussen aan de ene kant besmetting met nieuwe larven en aan de andere kant de mate van ontwikkeling van larven tot volwassen wormen en het afstoten of afsterven van wormen. Pas als dit evenwicht verstoord is, treden er problemen op. Dit kan niet alleen gebeuren door een te hoge wormdruk als gevolg van intensieve begrazing, maar ook door verzwakking van een dier door andere oorzaken.
Een andere factor is het te rigoureus ontwormen bij intensieve hoog productieve systemen waarbij wormen ongewenst worden geacht. Het blijkt vrijwel onmogelijk om een wormsoort uit te roeien.Bovendien geldt voor veel wormsoorten dat een lichte besmetting meestal niet leidt tot ziekte noch productiederving. Daarentegen leiden lichte besmettingen in de meeste gevallen wel tot ontwikkeling van immuniteit waardoor oudere dieren de wormlast zelf onder controle kunnen houden. Wormbestrijding gaat dus niet zozeer om alle wormen uit te roeien, maar om wormbeheersing.
Bij mestonderzoek van schapen/geiten word gebruik gemaakt van de Mc master methode.